Thermische immobilisatie

1.1. Inleiding

Met thermische immobilisatie technieken worden door verhoging van de temperatuur organische componenten verbrand en zware metalen vastgelegd (geïmmobiliseerd) in de keramische matrix van het eindproduct. De kleifractie uit slib of bagger- en ruimingsspecie kan hierdoor natuurlijke klei vervangen in de keramische industrie. Het slib wordt dusdanig verhit (ca. 950-1400°C) dat organische stoffen verbranden en metalen worden vastgelegd. Het resultaat is een product als kunstgrind, kunstbasalt, baksteen of lichtgewicht granulaten. Vooraf dient het slib ontwaterd, gedroogd en dient de grove fractie verwijderd. Dikwijls is ook voorafgaande zandafscheiding nodig, tenzij bij erg slibrijke specie.

Deze thermische verwerkingsmethoden zijn slechts op beperkte schaal beproefd in Vlaanderen. De financiële haalbaarheid blijkt niet steeds gegarandeerd. De producten kampen met een imagoprobleem. Ook kunnen er problemen ontstaan met toegenomen emissies en kan de sterk wisselende samenstelling van het slib het verkrijgen van een eindproduct met constante kwaliteit 

1.2. Werkingsprincipe

Sinteren is een thermisch immobilisatieproces waarbij het gedroogde slib of bagger- en ruimingsspecie dusdanig wordt verhit dat er net geen volledige smelting van het basismateriaal optreedt. De temperatuur wordt echter dermate lang aangehouden dat een begin van vervloeiing van de minerale slibdeeltjes optreedt zodat het geheel tot een vast materiaal verkit tijdens de kristallisatiefase. Tijdens deze verhittingsfase worden de organische verontreinigende stoffen verbrand en verdwijnen de bindingsplaatsen van de zware metalen (organisch materiaal wordt afgebroken, kleimineralen worden omgevormd en oxiden/hydroxiden worden gedeeltelijk gesmolten). Enkele anorganische componenten zoals cadmium en kwik zullen evenwel vervluchtigen tijdens de opwarming. Onder oxiderende omstandigheden zullen de meeste metalen in oxidevorm in de smelt achterblijven en tijdens de kristallisatiefase geïntegreerd worden in het silicaatrooster. Onder reducerende omstandigheden vervluchtigt een groter deel van de zware metalen terwijl de overige metalen in het immobilisaat worden vastgelegd. Bij sintering wordt een stabiele fase gevormd doordat de korrels van de specie aan mekaar kleven. Hier kunnen 2 verschillende vormen vastgesteld worden:

  • De droge sintering: de verkitting is voornamelijk het gevolg van chemische reacties en rekristallisatie van de mineralen. Men spreekt van een keramisch product en dit wordt bereikt als men het bakproces stopt op een temperatuur van 950 tot 1050 °C.
  • De natte sintering: als de verhitting lichtjes verder wordt verhoogd (1050 tot 1200 °C) treedt een gedeeltelijke smelting op. Bestanddelen van de specie met een laag smeltpunt gaan dan over in de viskeuze fase en dringen in de poriën tussen de nog niet gesmolten bestanddelen. Bij dit proces ontstaat een product met een hoge sterkte. Er wordt een verglaasde huid gecreëerd waardoor het wateropnemend vermogen daalt en de druksterkte verhoogt.

De temperatuurscontrole is zeer belangrijk omdat er bij een te hoge temperatuur vervloeiing optreedt waardoor de vorm van het product kan wijzigen. Immobilisatieprocessen hebben het voordeel dat er producten worden gerealiseerd die vrij toepasbaar zijn in bouwkundige projecten.

Het thermisch immobilisatieproces (voorverwarming, sintering en afkoeling) wordt voorafgegaan door een voorbehandeling (bv. fractiescheiding, ontwatering, mengen, vormgeving, droging). Na de sintering zijn de metalen over het algemeen voor meer dan 99% geïmmobiliseerd. Ook bij het verpulveren van het kunstgrind is er geen sprake van een verhoogd uitlooggedrag. Metalen die als anion voorkomen (arseen, molybdeen, vanadium) kunnen echter wel uitlogen en een belemmering vormen voor toepassing in ongebonden vorm. Ook zouten zoals sulfaten en chloriden kunnen uit het product uitlogen.

Het belangrijkste negatieve milieueffect is het energieverbruik. Ondanks het feit dat een deel van deze energie kan teruggewonnen worden, blijft dit verbruik veelal een factor 100 hoger dan voor eenvoudige verwerkingstechnieken.

SO2 emissies worden veroorzaakt door het gebruik van S-rijke klei en dalen door verdunning met bagger- en ruimingsspecie. De concentratie aan CO stijgt, dit is het gevolg van een hoger organisch stofgehalte van de bagger- en ruimingsspecie in vergelijking met een conventionele productie. Ook de concentratie aan vluchtige organische componenten (VOC) neemt toe bij toevoeging van bagger-en ruimingsspecie. Een rookgasreiniging is nodig om verontreinigde rookgassen na te verbranden, gassen af te koelen en te behandelen (d.m.v. actieve kool, zure en basische wassers en een doekenfilter).

Emissies naar bodem kunnen vermeden worden door te werken op een vloeistofdichte vloer.

Het afvalwater dat tijdens het proces vrijkomt, dient behandeld te worden in een waterzuiveringsinstallatie. Tevens komt afvalwater vrij bij de natte rookgasreiniging. Deze laatste stroom wordt na neutralisatie gezuiverd en vervolgens gerecirculeerd.

Bij de thermische technieken zijn de proceskosten per verwerkte m³ in-situ specie sterk afhankelijk van de hoeveelheid zand die van tevoren afgescheiden kan worden en die dus niet thermisch verwerkt wordt. In vergelijking met traditionele installaties voor productie van lichtgewicht grind liggen de productiekosten van (lichtgewicht) kunstgrind gemaakt met verontreinigde bagger- en ruimingsspecie gevoelig hoger. Deze hogere productiekosten worden bijna volledig toegeschreven aan de operationele kost van de rookgasreinigingsinstallatie (vooral naverbranding van de rookgassen op hoge temperatuur).

  • Goovaerts, L., Huybrechts, D. & Vrancken, K. (2007). Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor verwerkingscentra van bagger- en ruimingsspecie. Academia Press, Gent, 197 p.
  • Jacobs, A., Wellens, B. en Dijkmans, R. (2003). Gids Afvalverwerkingstechnieken – Uitgave 2. Academia Press, Gent, 498 p.
  • Nielsen, P., Quaghebeur, M., Geuzens, P. & Huybrechts, D. (2003). Beheer van slib – eindrapport. VITO, Mol, 84 p.
  • OVAM (2010). Voortgangsrapportage 2008-2009 Uitvoeringsplan Slib. OVAM, Mechelen, 91 p.
  • Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit. Kennisdocument voor bodem- en waterbodembeheer. http://www.bodemrichtlijn.nl/