Materiaalrecyclage: Dakbitumen

Bitumineuze dakmembranen zijn momenteel in België een van de meest toegepaste materialen voor de afdichting van platte daken. Momenteel is het gebruikte bitumen nog grotendeels primair bitumen, namelijk nieuw bitumen dat rechtstreeks van de raffinaderijen afkomstig is. De Vlaamse producenten van dakdichtingsmembranen verbruiken ongeveer 100.000 ton primair bitumen per jaar voor hun producten. Er wordt in de membraansector nagenoeg geen gerecycleerd bitumen gebruikt. De asfaltproducenten, die ongeveer 200.000 ton bitumen per jaar gebruiken, recycleren ca. 37.000 ton bitumengranulaat per jaar (grotendeels productieafval) (Van den bergh, 2011). Momenteel worden bitumineuze dakmembranen in Belgie nog niet op grote schaal gerecycleerd. In de meeste gevallen wordt het bitumineus dakafval gestort of verbrand. Er zijn verschillende redenen waarom dit nog niet gebeurt. Een van de belangrijkste is dat bitumineus dakafval niet apart wordt ingezameld, maar samen met ander bouw- en sloopafval wordt verzameld (MIP, 2011).

In een MIP-haalbaarheidsstudie (MIP, 2011) werd bepaald dat er jaarlijks ongeveer 10.000 ton bitumineus afval uit het renovatie- en sloopafval wordt geproduceerd. In de toekomst kan deze hoeveelheid mogelijk toenemen door het fenomeen van de overlagingen (er kan niet blijven overlaagd worden wegens de beperkte draagkracht van het dak). Op langere termijn, zullen er meer dakmembranen vrijkomen met gemodificeerde bitumen. Dit materiaal heeft een aanzienlijk betere kwaliteit (en dus een bredere toepasbaarheid) dan het eindproduct waar geblazen bitumen wordt gebruikt. De vrijkomende hoeveelheid bitumineus renovatie -en sloopafval van 10.000 ton is opmerkelijk lager dan de geproduceerde hoeveelheid bitumineuze dakmembranen van 200.000 ton/jaar (waarvan allicht een deel export).

Dakbitumenafval kan gebruikt worden bij de productie van nieuwe bitumineuze dakbedekkingen (nog beperkt door onder andere de zuiverheid vanhet afval of technologische barrières) of bij de productie van asfalt voor de wegenbouw. Niet meer recycleerbaar dakbitumenafval kan verbrand worden in een vergunde installatie (OVAM, 2012). Het dakbitumenafval moet hiervoor volledig teervrij en asbestvrij zijn; is bij voorkeur reeds grof vermalen (stukken van max.1 m²); is vrij van hout, stenen, kunststoffen zoals PVC (behalve fijne wapeningsvezels) en andere organische resten; is vrij van aanklevende isolatie, en bevat zo weinig mogelijk metalen.

Momenteel gebeurt hergebruik van afval (productie-, snij- of sloopafval) in Belgie onder andere bij Imperbel via Macalusors. In een eerste stap wordt bitumineus dakafval verkleind tot bitumensnippers. Dit wordt gedaan met een versnippermachine of shredder. Deze bitumensnippers gaan vervolgens in de Macalusor. De Macalusor verwarmt de snippers op door middel van frictie: de snippers worden tussen twee walsen gebracht die elkaar net niet raken. De snippers worden door deze wrijving actief opgewarmd. De snippers mogen hiervoor niet kleiner zijn dan 10 mm zodat er voldoende frictie is. De maximale grootte is 20mm. Na kwaliteitscontrole wordt dit vloeibare mengsel verpompt naar de productielijn waar het toegevoegd kan worden aan het productieproces. De maximale capaciteit van de Macalusor om snippers (of VBD) naar secundair bitumen om te zetten bedraagt 600 kg/uur (MIP, 2011). Andere mogelijke toepassingen voor het bitumineus afval, die in de toekomst aan belang kunnen winnen, is het hergebruik als bitumineus funderingsmateriaal in de wegenbouw of als steunbrandstof in de productie van cementklinkers.

Er zijn echter nog inspanningen nodig voor een meer selectieve sloop van dakbitumenafval en voor de verdere uitbouw van inzamelsystemen en eventueel van een verwerkingscentrum voor dakbitumenafval in Vlaanderen. De inzameling van dakbitumenafval komt in Vlaanderen echter op gang (OVAM, 2012).

De mechanische versnippering blijkt een betere, gemakkelijkere en milieuvriendelijkere verwerkingsmethode t.o.v. andere scheidingsmethoden. Er worden bijvoorbeeld geen oplosmiddelen gebruikt en er wordt geen restfractie gecreëerd tijdens het proces. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat versnippering van bitumineus dakafval niet vanzelfsprekend is. Bij versnippering ontstaat er tussen de messen wrijving waardoor er warmte wordt gecreeerd. Het bitumen zal opwarmen en smelten waardoor er snelle slijtage van de messen van de versnippermachine kan plaatsvinden. Om dit tegen te gaan kan er gebruik gemaakt worden van water, talk of siliconen tijdens het versnipperen (MIP, 2011).

De economische haalbaarheid voor het recycleren van bitumineus sloop- en renovatieafval hangt in grote mate af van de kost om het afval op de werf apart te verzamelen en te transporteren. Bij kleine werven (minder dan 6 ton bitumineus afval per werf) is het aan de huidige gangbare acceptatieprijzen niet mogelijk dit bitumineuze afval gescheiden op te halen. De bevestigingswijze heeft een grote invloed op de contaminatie en dus de verwerkingsmogelijkheden. Bitumineuze dakmembranen, die bevestigd zijn met een mechanische bevestiging, door middel van ballast vastliggen of op cellenglas gekleefd zijn, kunnen zonder meerkost voor de aannemer vrijkomen als CAT I afval (verontreiniging < 5%). Op werven waar de bitumineuze dakbedekking volgekleefd of deelgekleefd is aangebracht op een andere ondergrond dan cellenglas of rechtstreeks op het structurele beton, kan het afval vrijkomen en verbrand of gestort worden. Indien de bitumineuze dakmembranen gekleefd zijn op een betonnen ondergrond, is het onmogelijk deze op een economisch verantwoorde manier te scheiden. Behoudens zeer grote werven lijken de hoeveelheden niet voldoende te zijn om sloop- en renovatiebedrijven te motiveren om het dak gescheiden af te breken en het afval gescheiden af te voeren. Deze motivering zal op een andere wijze dienen te gebeuren aangemoedigd door de overheid, of de acceptatieprijzen van gescheiden bitumineus afval zal door de markt verlaagd moeten worden (MIP, 2011).

  • MIP. 2011. BITUKRING: Recyclage van bitumineus dakafval. Technisch eindverslag. MIP-haalbaarheidsstudie, 124 pp.
  • OVAM. 2012. Recyclage van specifieke bouwafvalstromen. Mechelen, 5 pp.
  • Van den bergh, W. 2011. De invloed van veroudering op het vermoeiingsgedrag en het zelfherstellend vermogen van bitumineuze mortels. T.U. Delft