Depollutie en ontmanteling van AEEA

Na de inzameling van het AEEA volgt een ontmanteling en een verwijdering van de gevaarlijke stoffen. Deze stap gebeurt door erkende verwerkingsbedrijven. Na de depollutie en ontmanteling kan het AEEA verder verwerkt worden met het oog op de recyclage van verschillende fracties.

Het doel van de depollutie- en ontmantelingsfase is om enkele materialen reeds te scheiden om nadien verder te verwerken. Gevaarlijke stoffen (bv. olie, CFK’s, asbest, kwik, cartridges) moeten zo verwijderd en verwerkt worden terwijl andere materialen in aanmerking komen voor hergebruik of verdere verwerking voor recyclage. Enkele voorbeelden zijn het verwijderen van batterijen, het ontgassen van vriesapparatuur, het verwijderen van kwikhoudende lampen in LCD monitoren of printplaten in TV- of ICT toestellen. De depollutie- en ontmantelingsfase is voor veel AEEA een belangrijke fase. Sommige kleinere toestellen, zoals MP3-spelers of mobiele telefoons, kunnen onmiddellijk (na het verwijderen van de batterijen) verder verwerkt worden met het oog op de recyclage van metalen (UNEP & UNU, 2009).

Artikel 8 van de nieuwe richtlijn betreffende AEEA (2012/19/EU) stelt dat een passende verwerking, anders dan de voorbereiding voor hergebruik, en handelingen in verband met nuttige toepassing en recycling, ten minste de afzondering van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage VII omvat.

Volgens de richtlijn en de ontwerptekst aanpassing VLAREM II (artikel 5.2.2.5.2) moet de verwerking van niet-herbruikbare afgedankte elektrische of elektronische apparatuur op de volgende wijze gebeuren:

De apparaten worden ontdaan van de verschillende schadelijke onderdelen, inzonderheid die welke gevaarlijke stoffen of componenten bevatten.

Uit gescheiden ingezamelde AEEA moeten ten minstens de volgende mengels en onderdelen worden afgezonderd :

  • condensatoren :
    • PCB/PCT-houdende condensatoren en andere PCB-bevattende componenten;
    • elektrolytische condensatoren die tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume);
  • onderdelen die kwik bevatten;
  • alle batterijen en accumulatoren;
  • printplaten :
    • printplaten van mobiele telefoons;
    • printplaten van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm² bedraagt;
  • alle tonercassettes en inkthoudende recipiënten (al of niet leeg, droge, pasteuze of vloeibare inkt) en inktlinten;
  • kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten;
  • asbesthoudende onderdelen;
  • beeldschermen :
    a) beeldbuizen: kathodestraalbuizen;
    b) LCD-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm² en schermen met een achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen;
  • chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's en HCFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's), koolwaterstoffen (HC's);
  • gasontladingslampen;
  • uitwendige elektrische kabels;
  • onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten;
  • alle onderdelen die radioactieve stoffen bevatten;
  • alle vloeistoffen.

Volgende onderdelen moeten als volgt worden behandeld:

  • beeldbuizen : de fluorescerende laag moet worden verwijderd;
  • gasontladingslampen : het kwik moet worden verwijderd;
  • fotovoltaïsche zonnepanelen: selectief ingezamelde afgedankte zonnepanelen worden ontdaan op een milieuverantwoorde wijze die ervoor zorgt dat minstens volgende onderdelen en materialen selectief worden gedemonteerd:
    • de (aluminium) kader indien van toepassing,
    • het glas,
    • de kunststof,
    • de non-ferro metalen inclusief het verdeelkastje.

De gassen uit apparatuur welke de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits, moeten adequaat worden verwijderd en behandeld. Gassen die de ozonlaag aantasten, worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1005/2009. Het isolatiemateriaal dat ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevat, wordt door middel van een gesloten ontgassingssysteem ontdaan van die stoffen in een daartoe vergunde inrichting.

De selectieve behandeling van materialen en onderdelen van afgedankt EEA wordt, rekening houdend met milieuoverwegingen en de wenselijkheid van voorbereiding voor hergebruik en recyclage, zodanig toegepast dat het op milieuverantwoorde wijze voorbereiden voor hergebruik en recycleren van onderdelen van complete apparaten niet bemoeilijkt wordt.

Om de efficiëntie van de depollutie te verhogen wordt het aangevoerde AEEA eerst gesorteerd in groepen met gelijkaardige eigenschappen (bv. koelkasten, LCD schermen, mobiele telefoons). Het verwijderen van de (gevaarlijke) stoffen gebeurt hoofdzakelijk manueel. Sommige technieken zoals bar-codes kunnen het proces efficiënter laten verlopen (PRIME, 2012). De afgezonderde fracties worden afzonderlijk gestockeerd, afgevoerd en op hun beurt verwerkt bij gespecialiseerde bedrijven. De manuele ontmanteling is een gangbare techniek waarbij weinig varianten mogelijk zijn. 

Bij de depollutie en ontmanteling van AEEA komen een aantal fracties vrij die niet nuttig kunnen toegepast worden (bv. koelvloeistoffen, asbesthoudende fracties, restproducten uit koelkasten). Deze afvalstromen dienen op een oordeelkundige wijze te worden verwijderd.

Ook luchtemissies kunnen optreden bij de verwijdering van gevaarlijke stoffen uit bepaalde types AEEA, bv. kwikdampen of CFK’s.

De ontmanteling gebeurt in gesloten hallen. De emissies van luchtverontreinigende stoffen kunnen nabehandeld worden, bv. aan de hand van actief kooladsorptie.

Er dient wel de nodige aandacht te worden besteed aan de potentiële blootstelling van de operatoren. Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen als handschoenen, bril en stofmaskers is in dat geval verplicht.

Geen gegevens bekend.