Houtafval

Definitie

Houtafval omvat:

  • Preconsumer/primair houtafval: dit is productieafval van de houtverwerkende industrie (o.a. zagerijen, schrijnwerkerijen, plaatmateriaalproductie, meubelindustrie) zoals zaagspanen, schaafkrullen, slijpstof, etc.
  • Postconsumer houtafval: bedrijfsmatig en huishoudelijk verpakkingsafval, meubels, sloophout

Resthout uit de bosbouwsector (tak- en tophout) komt niet aan bod.

Postconsumer houtafval wordt door de houtverwerkende sector in de praktijk ingedeeld in:

  • A-hout: onbehandeld houtafval zoals verpakkingshout, planken, enz.
  • B-hout: niet-verontreinigd behandeld houtafval (geverfd of bekleed hout, plaatmateriaal)
  • C-hout: chemisch behandeld (verduurzaamd) houtafval, afkomstig van hout voor buitengebruik zoals spoorwegbielzen, afsluitingen, tuinhuizen etc. Dit dient verwerkt als een gevaarlijke afvalstof.

VLAREM II (zie verder, wetgeving) onderscheidt eveneens drie categorieën van houtafval en gebruikt daarvoor volgende terminologie:

  • Onbehandeld en louter mechanisch behandeld houtafval: schors, spaanders, zaagresten, slijpstof, verpakkingshout, planken etc.
  • Verontreinigd behandeld houtafval: dit is alle houtafval dat door behandeling met houtbeschermingsmiddelen of het aanbrengen van een beschermingslaag, gehalogeneerde organische verbindingen of zware metalen kan bevatten, inclusief zulk houtafval afkomstig van constructie- en sloopafval
  • Niet-verontreinigd behandeld houtafval: het overige houtafval

Hoeveelheden

Primair houtafval

De productie van primair houtafval door bedrijven nam ten gevolge van de economische recessie tussen 2006 en 2010 af van ongeveer 900 kton tot om en bij de 600 kton.  Intussen zou terug een stijgende trend waarneembaar zijn. (inventaris biomassa, OVAM, 2013)

Primair houtafval wordt in eerste instantie aangewend als brandstof in de houtsector zelf. Bij overschot of afwezigheid van een verwarmingsinstallatie is externe verwerking aan de orde. Nat zaagsel van houtzagerijen doet dienst als grondstof voor houtpellets. België beschikt over een productiecapaciteit van ca. 500 kton houtpellets (4 bedrijven in Vlaanderen, 9 in Wallonië).

Krullen en schaafsel van blank hout vormen een grondstof voor de spaanplaatindustrie of vinden een toepassing als strooisel bij particulieren en landbouwers, en in toenemende mate ook in de productie van pellets of briketten.

Afval van plaatmaterialen  of bekleed hout gaat gewoonlijk naar verbranding op de productieplaats. Het schuur- en zeefstof kan dienst doen als brandstof in steenkoolcentrales of voor solidificatie van vloeibare afvalstoffen die in de cementindustrie worden verbrand.

Postconsumer houtafval

Wat betreft huishoudelijk houtafval, werd in 2012 door de gemeenten 105 kton niet-gevaarlijk en 52 kton gevaarlijk houtafval ingezameld. De totale ingezamelde fractie huishoudelijk houtafval schommelt al jaren rond de  25 kg/inwoner/jaar. (Inventaris huishoudelijke afvalstoffen, OVAM, 2013) Daarnaast gebruiken particulieren heel wat houtafval zelf als brandstof. Het gaat hierbij voornamelijk om onbehandeld hout, zoals houten verpakkingen. Schattingen lopen op tot 100 kton per jaar. Wat op de containerparken terechtkomt is dus hoofzakelijk (niet-verontreinigd) behandeld houtafval. De twee meest belangrijke afzetgebieden zijn spaanplaatproductie en energetische valorisatie. (inventaris biomassa, OVAM, 2013)

In 2012 werd ook 168 kton hout afkomstig van bedrijfsmatig verpakkingsafval, dit is exlusief de herbruikbare paletten, ingezameld bij leden van VAL-I-PAC (zie verder). 110 kton hiervan werd gerecycleerd en 37 kton energetisch gevaloriseerd. (VAL-I-PAC, 2013)

Over de hoeveelheden sloophout en ander postconsumer houtafval van bedrijven zijn geen recente cijfers beschikbaar. In het uitvoeringsplan houtafval 2004-2008 schat de OVAM de jaarlijks geproduceerde hoeveelheid houtafval uit de bouw- en sloopsector op 150-250 kton. Van die hoeveelheid zou slechts een klein percentage selectief ingezameld worden. Een deel van het sloophout komt niet bij het afval terecht, omdat het onmiddellijk hergebruikt wordt in de constructie-activiteiten bv. deuren, balken etc.

In Vlaanderen zijn er momenteel nog twee spaanplaatbedrijven afnemers van houtafval. Door de hoge prijs van de traditionele grondstoffen (rondhout) in vergelijking met de prijs van resthout en recyclagehout en de lokale beschikbaarheid van resthout en recyclagehout gebruikt de Vlaamse spaanplaatindustrie de laatste jaren meer en meer resthout (preconsumer) en recyclagehout (postconsumer). Sinds 2007 ligt het gemiddeld aandeel postconsumerhout (zowel huishoudelijk als bedrijfsmatig) rond de 50%, wat overeenkomt met ongeveer 690-720 kton atro[1]. Een van de bedrijven voorziet een verhoging van productiecapaciteit vanaf 2013, dus de hoeveelheid verwerkt postconsumerhout zal proportioneel toenemen.

Figuur 1 toont een overzicht van de verwerking van het Vlaamse postconsumer houtafval door verbranding. In 2011 werd een 450 kton postconsumer houtafval verbrand.

Volgende trends vallen op:

  • Sterke stijging van industriële houtafvalverbranding vanaf 2009 door ingebruikname van enkele grote industriële installaties
  • Sterke daling van verbranding in de landbouwsector (vnl. glastuinbouw en stalverwarming in varkenshouderij, A- en B-hout) door de sluiting van enkele installaties o.w.v. emissieproblematiek
  • Sterke daling van de export  door de beschikbaarheid van eigen verbrandingscapaciteit

Figuur 1: Evolutie van de verbranding van postconsumer houtafval uit Vlaanderen per bestemming (Bron: Inventaris biomassa (OVAM, 2013))

In- en uitvoer

Vlaanderen voert ook grote hoeveelheden onbehandeld houtafval in, die sinds jaren naar de spaanplaatproductie gaan. Precieze cijfers zijn evenwel niet beschikbaar. De invoer van B-hout voor materiaalrecyclage schommelt al 10 jaar tussen de 150 kton en 200 kton per jaar. In 2009-2010 was er een sterke terugval tot minder dan 100 kton door de economische crisis en het wegvallen van productiecapaciteit. In 2011 wordt terug een normaal peil bereikt van ongeveer 150 kton. De uitvoer van B-hout voor materiaalrecyclage bedraagt ca. 40 kton/jaar, met hoofdzakelijk de productie van paletten uit verlijmde houtsnippers in Nederland als bestemming.

Sinds 2010-2011 worden ook grote hoeveelheden behandeld houtafval (B- en C-hout) ingevoerd voor energetische valorisatie voornamelijk vanuit Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In 2011 ging het om ca. 75 kton. Door de uitbereiding van de Vlaamse verbrandingscapaciteit voor dergelijke houtafvaltypes is de uitvoer ervan gevoelig gedaald tot ongeveer 15 kton in 2011.

Houtafval is evenwel sterk onderhevig aan marktwerking. De keuze van de verwerkingswijze wordt momenteel en zal in de toekomst ook in belangrijke mate worden bepaald door onder andere de evolutie van de brandstofprijzen, de steunmaatregelen voor hernieuwbare energie, de economische situatie van de eindproducten en seizoensschommelingen, die een invloed hebben op de warmtevraag.

 

[1] Atro = Absolut luftrocken. Hout dat bij een temperatuur van meer dan 100°C werd gedroogd. Dit hout neemt bij contact met de buitenlucht terug vocht op tot een evenwichtsvochtgehalte wordt bereikt.

Vlaamse wetgeving

Sectorale uitvoeringsplannen

Het uitvoeringsplan houtafval geeft een concrete meerjarenplanning (2004-2008) inzake preventie, selectieve inzameling, nuttige toepassing en verwijdering van houtafval. Het behandelt volgende houtafvalstromen:

  • houtafval van de secundaire verwerking (plaatproductie, houtveredeling);
  • houtafval van de eindverwerking: houtafval dat vrijkomt bij de productie van meubels, verpakkingen, constructiehout, schrijnwerk…;
  • houtafval van bedrijven: bouw- en sloophout, verpakkingen, meubilair;
  • houtafval van huishoudens: bouw- en sloophout, meubilair, tuinhout zoals
  • houten schuttingen of hout van tuinhuizen…;
  • houten spoorwegdwarsliggers.

Wat preventie betreft wordt vooral de nadruk gelegd op hergebruik (bv. gebruiken van retourverpakkingen en herstellen van oude meubelen via kringloopcentra) en kwalitatieve preventie (bv. verminderen van gebruik van milieuonvriendelijke houtverduurzamingsmiddelen).  Overeenkomstig de bepalingen van het uitvoeringsplan milieuverantwoord beheer van huishoudelijke afvalstoffen (UPHA) 2008-2015, streeft de OVAM naar een percentage van 75% selectief ingezameld houtafval (containerpark) bij de huishoudens tegen 2010, met een maximale verontreinigingsgraad van 5%. Voor bedrijven worden minstens dezelfde inspanningen verwacht als voor de huishoudens. Het UPHA geeft ook aan dat alle selectief ingezamelde stromen, niet verbrand mogen worden, tenzij de verontreiniging te groot is voor recyclage of de milieueconomische balans van recyclage negatief wordt ten opzicht van verbranding met energierecuperatie.

Andere relevante uitvoeringsplannen zijn het uitvoeringsplan milieuverantwoord materiaalgebruik en afvalbeheer in de bouw, voor zover het sloophout betreft, en het uitvoeringsplan hoogcalorische afvalstoffen, indien het hout wordt aangeboden voor thermische valorisatie (minimale calorische inhoud 13 MJ/kg).

VLAREM

Wat betreft de sectorale milieuvoorwaarden voor verwerkingsinstallaties van houtafval zijn in hoofdzaak hoofdstuk 5.2 (inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen), Hoofdstuk 5.19 (houtverwerkende industrie) en Hoofdstuk 5.43 (stookinstallaties) van VLAREM II belangrijk. Subafdeling 5.2.3 bis 4 legt voorwaarden op voor verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties van biomassa-afval. Onbehandeld, louter mechanisch behandeld en niet-verontreinigd behandeld houtafval zijn te beschouwen als biomassa-afval. Verontreinigd behandeld houtafval niet. (Mee-)verbranding van deze afvalstroom dient te voldoen aan de voorwaarden voor (mee-)verbranding van (gevaarlijk) afval (afdeling 5.2.3). Ook de bepalingen voor stookinstallaties zijn niet van toepassing op andere afvalstoffen dan biomassa-afval.

Het onderscheid tussen niet-verontreinigd behandeld houtafval en verontreinigd behandeld houtafval is gebaseerd op richtwaarden voor zware metalen en gehalogeneerde organische verbindingen.

OVAM gebruikt dezelfde richtwaarden als samenstellingsvoorwaarden waaraan houtafval moet voldoen opdat het in spaanplaten mag gerecycleerd worden zonder als verwerking van afvalstoffen beschouwd te worden. Deze voorwaarden voor recyclage hebben nog geen juridische basis en zijn dus nog niet algemeen afdwingbaar (Polders et al., 2010).

Links

  • VLAREM II, 1 juni 1995: Besluit van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.
    • Definities: verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties van biomassa-afval
  • Afdeling 5.2.3: Verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties voor afvalstoffen
  • VLAREM I, 6 februari 1991, Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning. Voor opschonings- en verwerkingsinstallaties van houtafval zijn hoofdzakelijk volgende rubrieken van toepassing:
    • Onder Rubriek 2.2: Opslag en nuttige toepassing van afvalstoffen: 2.2.1 b), c), d), e), 2.2.2 b) f) g) h)
    • Onder Rubriek 2.3: Opslag en verwijdering van afvalstoffen: 2.3.4.1 a) b), 2.3.4.2 a) b)
    • Rubriek 19: Hout

VLAREMA

Houtafval van bedrijven en huishoudens moet apart ingezameld worden. Storten van afzonderlijk ingezamelde afvalstromen is verboden. Als de calorische waarde van het houtafval groter is dan 11 500 kJ/kg is verbranding wel toegestaan.

Links

VLAREMA, 17 februari 2012: Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.

Federale wetgeving

Interregionaal Samenwerkingsakkoord Verpakkingsafval, 4 november 2008: Dit akkoord regelt de preventie en het beheer van verpakkingsafval in de drie Belgische Gewesten. Vanaf 2010 dient 85% van het bedrijfsmatig verpakkingsafval nuttig toegepast en 80 % gerecycleerd. Voor huishoudelijk verpakkingsafval zijn de geldende percentages sinds 2009 respectievelijk 90 en 80%.  Het minimale recyclagepercentage specifiek voor hout in verpakkingen bedraagt 15 % op gewichtsbasis. De verpakkingsverantwoordelijken moeten de kosten van inzameling, nuttige toepassing en verwijdering van het verpakkingsafval dragen en zijn daartoe onderworpen aan een terugnameplicht. FostPlus organiseert als erkend beheersorganisme de inzameling en verwerking van huishoudelijke verpakkingen in samenwerking met de gemeentes/intercommunales, Val-I-Pac doet dit voor bedrijfsmatige verpakkingen. Voor herbruikbare verpakkingen, zoals paletten, geldt enkel een informatieplicht, tenzij op het einde van hun levensduur. De Interregionale Verpakkingscommissie (IVC) volgt de uitvoering van de wetgeving op. Indien de verpakkingsverantwoordelijke zelf de terugnameplicht wil uitvoeren dan dient hij dit te melden aan de IVC.

Koninklijk Besluit productie-eisen houtpellets, 5 april 2011: Dit besluit legt de voorwaarden vast voor het op de markt brengen van de houtpellets bestemd als brandstof voor ketels en kachels met een nominaal thermisch vermogen gelijk aan of lager dan 300 kW.

Europese wetgeving

Richtlijn verpakkingen en verpakkingsafval (94/62/EC), 20 December 1994: Deze Richtlijn legt maatregelen op om de productie van verpakkingsafval te beperken en recycling, hergebruik en andere vormen van nuttige toepassing te promoten. Tegen december 2008 diende 15 w% van de houtfractie van verpakkingsafval nuttig toegepast te worden.

Richtlijn hernieuwbare energiebronnen (2009/28/EG), 23 april 2009: Deze richtlijn schrijft voor dat in 2020 in de Europese Unie als geheel minimaal 20 procent van het energiegebruik moet bestaan uit hernieuwbare bronnen. Elke lidstaat stelt hiertoe een nationaal actieplan vast. De algemene nationale doelstellingen verschillen per lidstaat (Bijlage I, deel A van de richtlijn). In België gaat het om 13% van het bruto-eindverbruik van energie tegen 2020. De richtlijn stimuleert zo de productie energie uit o.a. biomassa.

Inzameling

De inzameling van huishoudelijk houtafval is de verantwoordelijkheid van gemeentes/ intercommunales en gebeurt ofwel via het grofvuil (huis-aan-huis of in de containerparken) ofwel selectief via de houtafvalcontainers op containerparken. Soms worden afzonderlijke containers voorzien voor gevaarlijk en niet-gevaarlijk houtafval. De ophaling van houtafval in de containerparken en bij bedrijven gebeurt door erkende afvalinzamelaars.  Ook de overschotten van primair houtafval die niet op de houtverwerkende bedrijven zelf ingezet kunnen worden, worden via erkende ophalers ingezameld en soms samen met het postconsumer houtafval verwerkt.  Een lijst van erkende ophalers van houtafval is te consulteren via het OVAM-register van inzamelaars en afvalstoffenhandelaars (zoekterm: hout).

Voorbehandeling

Wanneer houtafval deel uitmaakt van een andere afvalstroom zoals grofvuil of gemengd bouw- en sloopafval vindt dikwijls eerst een manuele sortering plaats. Verder worden de drie houtafval categorieën zo veel mogelijk aan de bron gescheiden.

Meestal wordt houtafval voor het transport naar de eindverwerker verkleind in brekers, soms met sortering op spaangrootte.

Afhankelijk van de eindverwerking is een doorgedreven voorzuivering aangewezen. In dat geval gaat het houtafval na een eerste breking en verwijdering van metalen naar een opschoningseenheid. Hier ondergaat het verkleinde hout een verdere mechanische en vaak ook een manuele sortering, om metalen, plastics, textiel, glas, grind, zand en andere storende stoffen verregaand te verwijderen. Daartoe worden magneten, zeven, windzifters en extra brekers ingezet. Figuur 2 toont zo bv. een overzicht van een typisch opschoningsproces van afvalhout voor gebruik in de spaanplaatindustrie.

Opschonen is enkel zinvol voor niet-verontreinigd behandeld houtafval. Omdat de verontreinigingen van dit type houtafval geconcentreerd zijn aan het oppervlak is het mogelijk om middels het verkleinproces een aanzienlijk deel van de aanwezige deklagen te verwijderen. Zo kan het houtafval een voldoende kwaliteit bereiken voor materiaalrecyclage of thermische verwerking.

Het gegenereerde stof wordt met behulp van stoffilters afgezogen en afgevoerd naar een (mee)verbrandingsinstallatie voor (verontreinigd behandeld) houtafval (zie verder). De ferro- en non ferro-restfractie gaat naar recyclage. De restfracties van andere verontreinigingen worden afgevoerd voor recyclage of komen terecht in bv. een (mee)verbrandingsinstallatie.

Figuur 2: Opschoning van afvalhout voor spaanplaatproductie (Bron: Polders et al., 2010)

 

Hergebruik

Een deel van het postconsumer houtafval komt via de containerparken en kringloopcentra, eventueel mits reparatie, terecht in het tweedehandscircuit. Sommige meubelmakers maken ook gebruik van sloophout in hun ontwerpen. 

Schaafsel van onbehandeld hout kan een toepassing vinden als strooisel in de landbouw of bij particulieren.

Recyclage

Plaatmaterialen

Onbehandeld en niet-verontreinigd behandeld houtafval kan dienst doen als grondstof in de productie van plaatmaterialen. Het houtafval dient vooraf voldoende opgeschoond om plaatmaterialen met een minimum aan onzuiverheden te kunnen produceren en om slijtage aan de productiemachines te vermijden. Een deel van de opschoning kan bij de producenten van plaatmaterialen zelf plaatsvinden.  Houtafval kan in principe gebruikt worden in de productie van spaanplaten en vezelplaten. Voor vezelplaten gaat het enkel om primair, onbehandeld houtafval (reststromen van o.a. zagerijen).

Spaanplaten (Figuur 3) zijn opgebouwd uit door hakken/verspanen verkregen houtdeeltjes (spaanders) of uit een ander plantaardig lignocellulosehoudend materiaal (zoals bagasse, hennepscheven, riet, vlasvlemen, …). De houtdeeltjes worden met lijm onder druk en bij een verhoogde temperatuur verbonden. Vaak worden ze voorzien van een laag fineer of melaminepapier. Ze vinden hun toepassing vooral in de vervaardiging van houten verpakkingen, meubelen en de afwerking in de bouw (o.a. het maken van betonbekistingen).

Figuur 3: Spaanplaat (Bron: wikipedia.org)

Vezelplaten (Figuur 4) bestaan uit houtvezels of vezels van een ander plantaardig materiaal die onder druk en/of bij verhoogde temperatuur worden geperst. De onderlinge verbinding komt tot stand door de natuurlijk aanwezige lignine uit de vezels (vooral in de bioecologische zachte houtvezelplaten) of door toevoeging van kunstharslijmen. Er zijn producten die volgens het natte procedé worden vervaardigd (hardboard, softboard, mediumboard) en producten waarbij de houtvezels met lijm in droge toestand worden geperst (MDF (Medium Density Fibreboard)). Een verdere indeling gebeurt op basis van de dichtheid. Vezelplaten kennen hun toepassing in constructies, houten verpakkingen, meubelen, speelgoed, woningen (vloer- en wandbekleding, isolatie), enz. Ze hebben een vrijwel constante densiteit.

Figuur 4: MDF-plaat (Bron: wikipedia.org)

Papierproductie

Primair, onbehandeld houtafval kan dienst doen als grondstof in de papierproductie. De bijproducten van de zagerij worden verhakseld en ingezet als vezelbron in het productieproces van papierpulp. Ze vertegenwoordigen meer dan 25% van de houtbevoorrading in de Europese papierindustrie. (Cobelpa, 2013)

Verwerking

Energetische valorisatie

Houtafval is rechtstreeks of onrechtstreeks, onder bepaalde voorwaarden, inzetbaar voor energetische valorisatie.

Zo vormt onbehandeld primair houtafval zoals zaagsel, spaanders, krullen en schaafsel een grondstof voor de productie van  houtpellets of briketten, die op hun beurt dienst doen als brandstof in stookinstallaties of warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) voor de productie van warmte en/of elektriciteit. Het houtafval wordt hiervoor vermalen indien nodig, gedroogd, geperst en zo zonder lijm of andere toevoegingen omgevormd tot cilindervormige pellets of blokken. Het voordeel van pellets of briketten is dat ze stabiele kenmerken vertonen op vlak van afmetingen, asvorming, stofgehalte en energie-inhoud. Dit maakt automatische toevoer mogelijk, verhoogt de controle over het verbrandingsproces en het rendement, en beperkt de schadelijke emissies.

Schuur- en zeefstof kan dienst doen voor de solidificatie van vloeibare afvalstoffen die bv. in de cementindustrie worden verbrand.

Daarnaast is rechtstreekse verbranding of meeverbranding in stookinstallaties of WKK’s een mogelijkheid voor zowat alle soorten houtafval, waarbij het geschikte type stookinstallatie afhangt van de aard en structuur van het afval (stof, zaagsel, spaanders, stukhout etc.). Afhankelijk van de aard van het houtafval dient de verbrandingsinstallatie ook vergund te zijn voor de verwerking van gevaarlijk of niet-gevaarlijk afval.

Structuurmateriaal voor composteren

Tijdens het composteringsproces breken  micro-organismen in aanwezigheid van zuurstof en onder gecontroleerde omstandigheden biodegradeerbare materialen af (mineralisatie). Wat overblijft is een stabiel eindproduct met een hoog gehalte aan moeilijk afbreekbare organische stof, d.i. de compost, die dienst kan doen als bodemverbeteraar en kan bijdragen aan een goede bodemstructuur.

Belangrijke parameters die het verloop composteringsproces beïnvloeden zijn het zuurstofgehalte, het vochtgehalte, de structuur (porositeit), de temperatuur, de C/N verhouding en de pH van het te composteren materiaal. Bij te vochtige of structuurarme uitgangsmaterialen met een lage C/N verhouding dient vaak lignocelluloserijk structuurmateriaal toegevoegd. Onbehandeld houtafval (bv. schaafsel, schors) kan in principe dienst doen als structuurmateriaal in composteringseenheden. Gewoonlijk wordt echter vooral groenafval voor zulke doeleinden gebruikt (zie afvalstroomfiche GFT- en groenafval).

  • Goovaerts, L., Van der Linden, A., Moorkens I. &. Vrancken, K. (2008). Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor verbranding van hernieuwbare brandstoffen. Academia Press, Gent, xvi + 313 p.
  • OVAM (2013). Inventaris biomassa 2011-2012. OVAM, Mechelen, 95 p.
  • OVAM (2013). Inventarisatie huishoudelijke afvalstoffen 2012. OVAM, Mechelen, 67 p.
  • Polders, C., Hooyberghs, E., Vanassche, S. & Huybrechts, D. (2011). Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de houtverwerkende nijverheid. Academia Press, Gent, xiv + 635 p.
  • VAL-I-PAC (2013). Jaarverslag 2012. VAL-I-PAC, Wemmel, 6 p. www.valipac.be
  • Website Cobelpa: www.cobelpa.be