GFT- en groenafval

Definitie

GFT-afval of groente-, fruit- en tuinafval is het het gescheiden ingezamelde organische deel van het huishoudelijk afval. Het omvat plantaardig, composteerbaar keukenafval (schillen en groenten- en fruitresten, koffiedik, theezakjes etc.) en het gedeelte van het tuinafval dat bestaat uit niet-houtig, fijn materiaal (verwelkte bloemen, kamerplanten, gazonmaaisel, bladeren, onkruid, versnipperd snoeihout etc.).

Groenafval bestaat uit het composteerbaar organisch afval dat onder meer vrijkomt bij het onderhoud en beheer van particuliere tuinen, bedrijfsterreinen en van openbare groenvoorzieningen als parken, oevers van waterlopen, straten, wegbermen en natuurgebieden.  Het bestaat uit snoeihout met een diameter kleiner dan 10 cm, bladeren, haagscheersel, boomstronken, gras en bermmaaisel.

Hoeveelheden

Huishoudelijk afval

De selectieve inzameling van het huishoudelijk groenafval is gestart in 1990, via huis-aan-huisophaling en containerparken. Sindsdien is de ingezamelde hoeveelheid ongeveer vervijfvoudigd om sinds 2002 een plateau te bereiken rond 500 kton. Vanaf 2007 wordt zelfs een lichte daling vastgesteld. Omdat het aanbod sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden, kent het grote seizoensgebonden schommelingen, zowel in kwantiteit als in kwaliteit, en varieert de ingezamelde hoeveelheid van jaar tot jaar. In 2012 is er 472 505 ton groenafval ingezameld. Drie vierde daarvan betreft fijn tuinafval zoals gras, bladeren en onkruid (355 439 ton), de resterende fractie omvat snoeihout en boomstronken (117 066 ton). In de winter zijn de aangeboden hoeveelheden het kleinst, vaak bestaande uit hoofdzakelijk snoeihout en bladeren. In de voorzomer en herfst is het aanbod het grootst, met een soms zeer aanzienlijke fractie gras.

Groenafval van huishoudens is bestemd voor materiaalrecyclage (compostering, mulching,…).

GFT-afval is eveneens afhankelijk van de weersomstandigheden en het aanbod kent daarom ook een belangrijke seizoenale en jaarlijkse schommeling. De voorbije 10 jaar is de ingezamelde hoeveelheid echter sterk afgenomen (-26% tussen 2000 en 2012), ondanks het feit dat nieuwe gemeenten een GFT-inzameling hebben opgestart. In 2012 bedroeg deze hoeveelheid 273 393 ton. Het invoeren van een inzamelingssysteem voor GFT- en groenafval tegen betaling (Diftar), in combinatie met de opgezette preventieacties, zorgt ervoor dat gezinnen zich meer richten op thuiscomposteren en afvalarm kringlooptuinieren. Een gedeelte van de afname kan ook te wijten zijn aan ontwijkgedrag als sluikstorten, het afval verbranden of op een hoop in de tuin gooien.

 

Op basis van een beperkt aantal sorteeranalyses wordt een grote regionale en seizoenale variatie vastgesteld in de samenstelling van het GFT-afval. Ruwe indicaties duiden op 24 tot 52 % groente- en fruitfractie in het GFT-afval. In de winterperiode is er minder tuinafval en ligt ook de totale hoeveelheid ingezameld GFT lager.

In 2011 werd 83% van het ingezamelde GFT-afval verwerkt in composteringsinstallaties (8 installaties in Vlaanderen) en 17% in vergistingsinstallaties met nacompostering (2 installaties in Vlaanderen). Uit het aanbod GFT-afval wordt gemiddeld 37,5% GFT-compost geproduceerd. (OVAM, 2013)

Het organisch-biologisch afval, dit is groenafval en GFT-afval samen, vormt jaarlijks met ongeveer een derde de grootste fractie van het selectief ingezamelde huishoudelijke afval. Figuur 1 toont een overzicht van de evolutie van deze afvalstroom en zijn componenten sinds 1990, uitgedrukt in kg ingezameld afval per inwoner.

Figuur 1: Evolutie van het selectief ingezamelde organisch-biologische afval van huishoudens tussen 1990 en 2012 (OVAM, 2012).

Bedrijfsafval

Tabel 1 geeft een ruwe inschatting van de hoeveelheid groenafval van bedrijven en gemeenten/overheden, geëxtrapoleerd naar Vlaams niveau op basis van de jaarlijkse melding bedrijfsafvalstoffen via het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV).

Tabel 1: overzicht selectief ingezamelde hoeveelheid groenafval van bedrijven en gemeentes van 2007 tot 2010 (Bron: OVAM IMJV)

Inzameling groenafval (ton)

2007

2008

2009

2010

Bedrijven

223 718

204 791

236 629

247 735

Overheden/gemeenten

51 751

66 320

79 351

88 239

Totaal

275 469

271 112

315 980

335 974

 

Dit groenafval wordt verwerkt via compostering, mulching of energetische valorisatie. Compostering is de belangrijkste bestemming, maar energetische valorisatie van de houtige fractie neemt toe, met het Waalse gewest als voornaamste afnemer. (OVAM, 2013)

In de 26 verwerkingseenheden voor groencompost in Vlaanderen, werd in 2011 466 kton groenafval (bedrijfs- en huishoudelijk) gecomposteerd, een status quo in vergelijking met de voorbije jaren (sinds 2002). Uit het verwerkte groenafval wordt gemiddeld 40% groencompost geproduceerd. Verder is er in de GFT-compostering  in 2011 ruim 45 kton groenafval verwerkt als structuurmateriaal.

Een deel van de zeefoverloop, dit is de houtachtige fractie die vrijkomt na afzeving van de compost, doet opnieuw dienst als entmateriaal. Licht verontreinigde zeefoverloop die niet terug in te zetten is in het composteringsproces, kan gebruikt worden voor de productie van groene energie. In 2011 werd zo in Vlaanderen voor 7 343 ton zeefoverloop een afwijking op het verbrandingsverbod (zie verder) toegekend. De hoeveelheid die afgevoerd wordt naar het Waals Gewest is niet gekend.

Een specifieke groenafvalstroom die niet in bovenstaande tabel is opgenomen is het maaisel van water- en wegbermen, onderworpen aan het Bermbesluit (zie verder), en maaisel met een gelijkaardige samenstelling, afkomstig van het beheer van groendomeinen, parken en natuurgebieden. Op basis van een gedetailleerde inventarisatie van het potentieel aan maaisel dat door verschillende instanties beheerd wordt, wordt de totale jaarlijks beschikbare hoeveelheid in Vlaanderen geraamd op ongeveer 81 167 ton droge stof (data 2009-2011, OVAM, 2013). Diverse factoren zorgen er echter voor dat niet alles gemaaid wordt of kan worden bv. omwille van begrazing, hooien voor veevoederwinning etc.

Het aanbod van maaisel is sterk seizoensgebonden, met 2 piekmomenten per jaar. Om de verwerking ervan te kunnen spreiden over het ganse jaar wordt het tussentijds vaak opgeslaan of ingekuild. Om een kwalitatieve verwerking van de grote hoeveelheden toe te laten, dienen steeds verschillende pistes gevolgd, overeenkomstig de kwaliteit van het maaisel. Mogelijkheden zijn o.a. gebruik in veevoeder, compostering en vergisting. (OVAM, 2013)

Vlaamse wetgeving

Uitvoeringsplannnen

Het beheer van GFT- en groenafval is in Vlaanderen geregeld via de Uitvoeringsplannen Organisch Biologisch Afval (OBA) (2000)en milieuverantwoord beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen (HA) (2008).

De hoeveelheid huishoudelijk afval die jaarlijks naar eindverwerking (verbranden, storten) gaat, dient  tussen 2010 en 2015 te stagneren op 150 kg/inwoner. Omdat GFT- en groenafval de grootste fractie uitmaken van het HA, vormen ze de belangrijkste stromen om deze doelstelling te bereiken.

Het uitvoeringsplan OBA gaat uit van een driesporenbeleid voor GFT-afval en groenafval dat vrijkomt bij particulieren, groendiensten en tuinaannemers. Dit beleid steunt op volgende pijlers, in volgorde van voorkeur:

  1. Promotie van afvalpreventiemethoden, zoals afvalarm tuinieren, thuiscomposteren, zowel op kwantitatief als kwalitatief vlak.
  2. Maximale uitbouw van de groenafvalverwerkingsketen
  3. Maximale uitbouw van de GFT-verwerkingsketen

Vlaanderen is ingedeeld in groenregio’s en GFT-regio’s, waarin respectievelijk  selectieve inzameling van louter groenafval, of van GFT-afval en groenafval dient te gebeuren. Naast groenafval van huishoudens, moeten ook groenafval van tuinaannemers en groendiensten en bermmaaisel overal selectief worden aangeboden

Voor de GFT-regio’s is het streefdoel om de hoeveelheid keuken- en tuinafval in de huisvuilzak te verminderen tot 35 kg per inwoner per jaar. GFT-inzameling mag niet via het containerpark gebeuren.

Het selectief ingezamelde GFT- en groenafval moet verwerkt worden in composteer- of vergistingsinstallaties voor GFT- of groenafval. Co-verwerking met mest blijft in eerste instantie gericht op organisch-biologisch afval van de land- en tuinbouwsector. Ieder compostbedrijf draagt zorg voor de eigen afzet. De Vlaamse Compostorganisatie, Vlaco vzw staat in voor de overkoepelende promotie van de compostafzet.

Storten of verbranden is niet toegestaan, tenzij het afval meer dan 3% verontreinigingen bevat die niet kunnen worden uitgesorteerd. Verbranding voor energieopwekking is dan de te verkiezen verwerkingspiste. Bepaalde licht vervuilde zeefoverschotten van de groencompostering zijn ook te gebruiken voor energietoepassingen.

VLAREMA

Groenafval van bedrijven en huishoudens moet apart ingezameld worden. Storten van afzonderlijk ingezamelde afvalstromen is verboden. Wanneer recyclage mogelijk is overeenkomstig de Beste Beschikbare Technieken is ook verbranding niet toegestaan.  

GFT- en groencompost uit vergunde GFT- en groencomposteer of -vergistingsinstallaties met maximaal 25% organisch-biologische bedrijfsafvalstoffenkomen komen in aanmerking voor gebruik als meststof- of bodemverbeterend middel.

De dosering zoals vermeld in bijlage 2.3.1C mag niet overschreden worden. Uitzonderingen gelden voor het aanbrengen van compost in het kader van een driejarig teeltplan en voor de heraanleg van groenvoorzieningen, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken.

De maximaal toegelaten gehalten aan verontreinigende stoffen zijn gespecifieerd in bijlage 2.3.1 A. Een keuringsattest dient afgeleverd door Vlaco vzw of een andere daarvoor erkende instelling. De Certificeringscommissie Meststoffen - Bodemverbeterende Middelen houdt toezicht op de certificering.

 

Links

VLAREMA, 17 februari 2012: Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.

  • Onderafdeling 2.3.1: Criteria voor grondstoffen, bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel
  • Afdeling 4.3: Afzonderlijke inzameling van afvalstoffen
  • Afdeling 4.5: Stort- en verbrandingsverboden
  • Onderafdeling 5.3.2: Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als meststof of bodemverbeterend middel
  • Bijlage 2.2: Lijst van materialen die overeenkomstig hoofdstuk 2 in aanmerking komen voor gebruik als grondstoffen
  • Bijlage 2.3.1: Voorwaarden inzake samenstelling en gebruik als meststof of bodemverbeterend middel

VLAREM

Wat betreft de sectorale milieuvoorwaarden voor composteer- en vergistingsinstallaties van GFT en groenafval is hoofdstuk 5.2 (inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen) van VLAREM II belangrijk. Meer bepaald legt Subafdeling 5.2.2.3 voorwaarden op inzake de aanvaarding, opslag en behandeling van groenafval, GFT-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen. Met de VLAREM-trein 2013 werd subafdeling 5.2.2.3 hernoemd: “Opslag en compostering van groenafval, GFT-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen” en wordt er een nieuwe subafdeling 5.2.2.3ter ingevoerd: “Opslag en biologische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen”.

Thuiscompostering en boerderijcompostering, op basis van enkel bedrijfseigen uitgangsmateriaal en wanneer de compost uitsluitend bestemd is voor de eigen percelen, is niet onderworpen aan de VLAREM-wetgeving terzake.

Links

  • VLAREM II, 1 juni 1995: Besluit van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.
    • Afdeling 5.2.1: Algemene bepalingen voor inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen
    • Subafdeling 5.2.2.3: Biologische behandeling van groenafval, GFT-afval en organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen
  • VLAREM I, 6 februari 1991, Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning. Voor verwerkingsinstallaties van GFT- en groenafval zijn hoofdzakelijk volgende rubrieken van toepassing:
    • Onder rubriek 2.2 ‘Opslag en nuttige toepassing van afvalstoffen’: 2.2.3 a), b), d), e)

Mestdecreet

Het Mestdecreet (22 december 2006) wil eutrofiëring van grond- en oppervlaktewater tegengaan door een beperking van de hoeveelheid nutriënten die per jaar en per hectare landbouwgrond met meststoffen mogen opgebracht worden. Het decreet definieert bemestingsnormen en -verboden overeenkomstig bodemtype, gebiedstype en teelt of teeltcombinatie. Het bepaalt ook de methodes voor aanbrengen, staalname, de berekeningswijzen etc.

Voor gecertifieerde GFT- en groencompost bestaat een aantal uitzonderingsmaatregelen: ze moeten niet emissiearm aangewend worden, ze zijn niet gebonden aan specifieke periodes van aanbrengen, naast het gebruik op landbouwgrond of in groeimedium is ook het gebruik bij aanplantingen en onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen toegelaten, de regels voor transport zijn minder streng en ook de berekening van de maximale hoeveelheid op te brengen hoeveelheid stikstof en fosfor is soepeler dan voor andere meststoffen.

Bermbesluit

Het doel van dit Besluit (27 juni 1984)  is om door een verschraling van de bermen en taluds gelegen langs wegen, waterlopen en spoorwegen een gevarieerde fauna en flora te stimuleren, waardoor bermen een belangrijke natuurbehoudsfunctie kunnen vervullen. Begraasde bermen mogen niet vóór 15 juni gemaaid worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september. Het maaisel dient verwijderd te worden binnen de tien dagen na het maaien. De Vlaamse Minister bevoegd voor natuurbehoud kan afwijkingen toestaan.

Europese wetgeving

Verordening tot de vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten (1069/2009), 21 oktober 2009: Deze verordening stelt dat het verboden is om landbouwhuisdieren, met uitzondering van pelsdieren, te voederen met keukenafval en etensresten of voedermiddelen die keukenafval en etensresten bevatten of daarvan afkomstig zijn. Implementatieverordening Nr. 142/2011, 25 februari 2011, definieert “Keukenafval en etensresten” als alle voedselresten, met inbegrip van afgewerkte bak- en braadolie afkomstig van restaurants, cateringfaciliteiten en keukens, met inbegrip van centrale keukens en keukens van huishoudens. GFT komt dus niet in aanmerking voor gebruik als veevoeder.

Inzameling

De gemeentes en intercommunales zijn verantwoordelijk voor de afzonderlijke inzameling van huishoudelijk GFT- en groenafval. In GFT-regio’s wordt GFT-afval minstens tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald in containers of biodegradeerbare zakken. Snoeihout, fijn tuinafval en boomstronken worden hoofdzakelijk op het containerpark ingezameld. In groenregio’s dient snoeihout minimum vier keer per jaar huis-aan-huis ingezameld.

Geregistreerde IHM’s en/of verwerkers staan in voor de inzameling van het groenafval van bedrijven en gemeentes/overheden. Deze kan je vinden via het OVAM-register van inzamelaars en afvalstoffenhandelaars onder de categorie ‘groenafval, tuinafval, GFT’. Boomstronken en grotere hoeveelheden kunnen ook rechtstreeks aan de composteerinstallatie zelf geleverd worden.

Verwerking

Compostering

Compostering is momenteel de belangrijkste verwerkingspiste voor GFT- en groenafval in Vlaanderen. Het gebeurt in specifieke GFT- of groencomposteringsinstallaties.

Het algemene principe van het composteringsproces is als volgt:  micro-organismen breken in aanwezigheid van zuurstof en onder gecontroleerde omstandigheden biodegradeerbare materialen af (mineralisatie). Tijdens het proces wordt zuurstof verbruikt en komen warmte, CO2, water en mineralen vrij. Wat overblijft is een stabiel eindproduct met een hoog gehalte aan moeilijk afbreekbare organische stof, d.i. de compost. Door dit hoge gehalte aan stabiele organische stof kan compost dienst doen als bodemverbeteraar en bijdragen aan een goede bodemstructuur.

GFT- en groencompost moeten voldoen aan hoge kwaliteitseisen inzake samenstelling, stabiliteit en hygiënisatie. De hele procesvoering is daarop afgestemd. Belangrijke parameters die het verloop composteringsproces beïnvloeden zijn het zuurstofgehalte, het vochtgehalte, de structuur (porositeit), de temperatuur, de C/N verhouding en de pH van het te composteren materiaal. Afhankelijk van het uitgangsmateriaal zijn verschillende processchema’s en configuraties voorhanden om deze parameters optimaal te beheersen.

Figuur 2 toont een overzicht van de voornaamste stappen in een composteringsproces voor GFT- of groenafval.

Een groencomposteringsinstallatie verwerkt louter groenafval. Groenafval bevat meer houtachtige materialen dan de tuinafvalfractie van GFT-afval, en is daarom trager afbreekbaar. Verder is het meestal droger dan GFT-afval. Een aangepaste procesvoering is daarom composteren in open lucht, op een verharde ondergrond.

Tijdens de voorbewerking wordt het aangevoerde groenafval verkleind om het contactoppervlak voor micro-organismen te vergroten en gemengd om een zo homogeen mogelijk uitgangsmateriaal met een optimale structuur en vochtgehalte te verkrijgen. Water wordt toegevoegd indien nodig en het geheel wordt opgezet in hopen. De hopen worden regelmatig omgezet en bevochtigd, met afnemende frequentie naar het einde van het composteringsproces toe. Omwille van de lage afbraaksnelheid volstaat meestal een beluchting door de natuurlijke trek in het composterend materiaal en door regelmatige omzetting. In de narijpingsfase gaat het composteringsproces nog traag verder, zodat ook het resterend moeilijk afbreekbaar materiaal verder wordt afgebroken. De nabewerking voorziet in afzeving van het gecomposteerde materiaal op de gewenste fractie(s) in functie van de toepassing. Een deel van de grovere structuurrijke fractie uit de zeefoverloop doet terug dienst als entmateriaal voor het composteerproces.

Een GFT-composteerinstallatie verwerkt naast GFT-afval soms ook nog kleinere hoeveelheden groenafval (b.v. overaanbod gras, houtig structuurmateriaal) of organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen die qua samenstelling gelijkaardig zijn aan GFT-afval (bv. afgekeurde groenten en fruit uit warenhuizen). In vergelijking met groenafval, bestaat GFT-afval voor een groter gedeelte uit snel afbreekbaar materiaal, het heeft een hoger vochtgehalte, een lagere C/N verhouding en een slechtere structuur. Voor zulk soort uitgangsmateriaal zijn gesloten composteersystemen als hal- en tunnencompostering aangewezen, met intensievere blaas- en zuigbeluchtingsmechanismen en opvang en reiniging van de proceslucht.

Tijdens de voorbewerking dienen meestal ook grove bestanddelen en verontreinigingen uit het GFT-afval verwijderd door combinaties van zeven, magneetscheiding, ballistische scheiding en/of windzifters. Indien nodig wordt extra structuurmateriaal bijgemengd. Soms kan er ook in de nabewerking nog verwijdering van verontreinigingen nodig zijn om een goede kwaliteit te waarborgen.

Het eindproduct, de groen- of GFT-compost, vindt afzet als bodemverbeterend middel bij onder andere land- en tuinbouwbedrijven, openbare groendiensten, tuinaanleggers en particulieren.

Vergisting

Voor organische afvalstromen met een beperkte hoeveelheid houtachtig materiaal als GFT-afval en bermmaaisel is ook vergisting een optie. Tijdens het vergistingsproces breken  micro-organismen in afwezigheid van zuurstof en onder gecontroleerde omstandigheden biodegradeerbare materialen af. Dit proces gaat gepaard met productie van biogas, een mengsel van methaan, CO2 en restgassen, dat dienst kan doen als energiebron. In vergelijking met een composteringsproces, komt er bij vergisting minder warmte, CO2 en water vrij en wordt het organische materiaal minder verregaand afgebroken. Het overblijvende digestaat kan dienst doen als meststof, of kan nabehandeld worden in functie  van het beoogde gebruik bv. via droging of compostering.

De in Vlaanderen beschikbare installaties voor vergisting van GFT-afval, passen een combinatie van aërobe en anaërobe processtappen toe: na anaërobe vergisting volgt een aërobe narijping of compostering.

Ook vergisters bestaan in verschillende uitvoeringsvormen, aangepast aan verschillende inputmaterialen en omstandigheden. Steeds zijn het gesloten systemen. Belangrijke parameters zijn:

  • de temperatuur: mesofiel of thermofiel. Thermofiele vergisting heeft als voordeel dat het afbraakproces sneller verloopt, er meer biogas vrijkomt, en dat tevens een hygiënisatie-effect kan bereikt worden. Mesofiele processen zijn dan weer robuuster en mindergevoelig voor allerlei inhibities of storingen
  • het droge stofgehalte: droge vergisting of natte vergisting afhankelijk van het vochtgehalte waarbij het proces plaatsvindt (< of > 85 %)
  • het voedingsregime: continu, semi-continu of discontinu (in batch)
  • de menging van de reactorinhoud: meestal geen menging bij droge vergisting, continue menging bij natte vergisting
  • één- en meertrapsprocessen: bij twee- of meertrapsvergisting zijn de verschillende reactiefases ruimtelijk van elkaar gescheiden. Bij meertrapsvergisting worden meestal aparte reactoren voorzien voor verschillende substraten om de procesparameters, b.v. pH en temperatuur, te optimaliseren in functie van de eigenschappen van het substraat.

Bij GFT-vergistingsinstallaties verloopt de voorbehandeling gelijkaardig als bij GFT-composteerinstallaties. Er wordt echter geen structuurmateriaal bijgemengd, maar wel reeds vergist GFT-afval (bij droge vergisting) of gerecycleerd water (bij natte vergisting). Na de vergisting wordt het digestaat ontwaterd via zeefbandpersen, decanteercentrifuges en schroefpersen. Aërobe nabehandeling zorgt voor de productie van GFT-compost.

Het gevormde biogas wordt uit de vergister opgevangen, en eventueel ontdaan van verontreinigingen die hinderlijk kunnen zijn voor de energetische valorisatie. Het gezuiverde biogas wordt vervolgens verbrand in een verwarmings- of stoomketel of in een gasmotor, voor productie van warmte en/of elektriciteit.

Een lijst/kaart van alle Vlaamse GFT- en groencomposteerinstallaties en GFT-vergistingsinstallaties is beschikbaar op de website van Vlaco vzw en via de OVAM website.

Versnippering voor mulching

Een andere optie voor ondermeer de houtige fractie van groenafval (snoeihout) is versnippering voor mulching. Mulching is het  toedekken van de bodem met een laag organisch materiaal. Het zorgt voor een bescherming van de bodem tegen onder andere uitdroging, erosie en grote temperatuursverschillen. Het stimuleert daarmee het bodemleven, verbetert op termijn de bodemstructuur en beperkt ook het kiemen van onkruidzaden. Versnippering van snoeihout en inzet als mulch kan direct gebeuren op de plaats waar een snoeihoutfractie van groenafval vrijkomt bv. bij onderhoud van parken of tuinen.  Vaak wordt snoeihout ook verhakseld op de gemeentelijke containerparken en worden de houtsnippers ter plaatse aangeboden.

Omzendbrief betreffende de kwaliteit van houtsnippers voor gebruik als mulchmateriaal – 26 mei 2004

Energetische verwerking

Houtsnippers en de licht verontreinigde zeefoverloop van composteerinstallaties kunnen ingezet worden als biobrandstof in klassieke stookinstallaties of warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) voor de productie van warmte en/of elektriciteit.

  • Huybrechts, D. & Vrancken, K. (2006). Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor composteer- en vergistingsinstallaties. Academia Press, Gent, 2005, xi + 231 p.
  • OVAM (2013). inventaris biomassa 2011-2012. OVAM, Mechelen, 95 p.
  • OVAM (2013). Inventarisatie huishoudelijke afvalstoffen 2012. OVAM, Mechelen, 67 p.