Asbesthoudend afval

1.1. Definitie

Asbest is de verzamelnaam voor een aantal magnesiumhoudende silicaten met een vezelachtige structuur, die van nature voorkomen in de aardbodem. Men onderscheidt volgende groepen van asbestvezels: serpentijnen (plaatvormige silicaten) en amfibolen (kettingvormige silicaten).

Chrysotiel (witte asbest), dat deel uitmaakt van de serpentijnen, is omwille van zijn goede hittebestendige eigenschappen, het commercieel belangrijkste en enige type van de serpentijnen en is goed voor 95 % van het commercieel gebruik van asbest. De belangrijkste vertegenwoordigers van de groep van de amfibolen zijn crocidoliet (blauwe asbest) en amosiet (bruine asbest). Crocidoliet wordt beschouwd als de gevaarlijkste vorm.

De volgende specifieke fysische eigenschappen kenmerken asbest:

  • Omwille van het sterke isolerende vermogen en de lage warmtegeleiding was asbest een zeer geschikt product om te gebruiken als warmte- en geluidsisolatiemiddel;
  • Asbest heeft een zeer grote specifieke vezeloppervlakte en heeft bijgevolg een sterk bindend vermogen. Wanneer asbest werd aangewend als bindmiddel resulteerde dit in een zeer hoge trekvastheid van het betrokken mengsel;
  • Asbest is chemisch neutraal en onbrandbaar.

Asbest kende omwille van deze gunstige eigenschappen vele toepassingen. Dit zowel in losse evenals in gebonden vorm. De toepassingen met vrije asbestvezels resulteren in een veel hoger risico op blootstelling van asbest. De inademing van asbestvezels kan asbestose, mesothelioom of longkanker veroorzaken. Bij de toepassingen in een gebonden vorm is het risico van blootstelling significant lager.

De productie en het gebruik van asbesthoudende materialen werd dan ook stelselmatig afgebouwd. Vanaf het einde van de jaren ‘70 werkte de overheid aan de invoering van beschermende maatregelen. Eerst werden de gevaarlijkste manipulaties en toepassingen verboden. Geleidelijk aan werden, ook onder invloed van de Europese regelgeving, meer preventiemaatregelen voor het werken met asbest opgelegd, en blootstellingsgrenzen vastgesteld, die in de loop der jaren meermaals verstrengd werden. Een belangrijke vooruitgang kwam er in 1998, toen het vervaardigen en het gebruik van een zeer groot aantal asbesttoepassingen verboden werd, in die mate zelfs dat men eigenlijk al van een asbestverbod kon spreken. Het koninklijk besluit van 23 oktober 2001 tenslotte, legde een totaal asbestverbod op vanaf 1 januari 2002, met uitzondering van enkele zeer specifieke industriële toepassingen die nog werden toegelaten tot 1 januari 2005.

Door de verboden op de productie, het op de markt brengen en het gebruik van asbest in Europa zijn de milieuproblemen van asbest verschoven van de productiefase en de gebruiksfase naar de fase van de afvalstoffenverwerking.

Bij afbraakwerkzaamheden van gebouwen en installaties kunnen evenwel nog significante hoeveelheden asbest vrijkomen. Naast afbraakwerkzaamheden, kan er eveneens asbest vrijkomen bij de reiniging van daken en het bewerken van asbesthoudende materialen.

In Vlaanderen zijn alle asbesthoudende afvalstoffen (i.e asbestcement en ander hechtgebonden asbest (HA) en niet-hechtgebonden asbest (NHA)) juridisch gevaarlijke afvalstoffen geworden sinds de wijzigingen van VLAREM II in juni 2006. Een uitzondering wordt gemaakt voor afvalstoffen waarin asbesthoudend afval voorkomt in heel lage concentraties: wanneer asbest in een afvalstof voorkomt in een concentratie > 1 g/kg (of 0,1 massaprocent) dan is dit afval belast met asbesthoudend afval. Wat betreft de recyclage van puingranulaten (geen asbesthoudend afval) geldt als grens dat er maximum 100 mg/kg (0,01 m%) gewogen asbest aanwezig mag zijn in het geproduceerde puingranulaat. Onder deze grens wordt het materiaal als “asbestvrij” verklaard en komt het in aanmerking voor hergebruik als secundaire grondstof (om aan te wenden als bouwstof). 

1.2. Hoeveelheden

De 7 belangrijkste producenten van asbest zijn Rusland, Canada, China, Brazilië, Kazakstan, Zuid Afrika en Zimbabwe. De wereldjaarproductie van asbest bedroeg in 1990 4 miljoen ton en was in 2000 gedaald tot ca. 2 miljoen ton. De daaropvolgende 5 jaar halveerde de productie om vervolgens sinds 1995 tot heden te stabiliseren op ca. 2 miljoen ton. Deze stabilisatie is te wijten aan het blijvend gebruik in vooral minder ontwikkelde landen. (OVAM, 2008). Nagenoeg 80% van alle asbest werd in de bouwsector gebruikt als asbestcementhoudende leien en platen en als isolatie- en brandwerend materiaal in en rond technische installaties van gebouwen.

De OVAM raamt de totale hoeveelheid in Vlaanderen gebruikt asbesthoudend materiaal op 2 tot 4 miljoen ton. In 2010 werd er in Vlaanderen volgens de meldingsgegevens van de OVAM ca. 90.000 ton asbesthoudend afval gestort. Dit cijfer bedroeg in 2004 ca. 40.000 ton en in 2008 ca. 130.000 ton. Aan de hand van een gemiddelde levensduur van 50 jaar voor asbesthoudende materiaal en bij een totaal gebruik van 3 miljoen ton asbesthoudende materiaal in Vlaanderen schat men de hoeveelheid asbesthoudend afval die jaarlijks in Vlaanderen vrijkomt op 60.000 ton (OVAM, 2008).

Op dit ogenblik zijn er geen accurate betrouwbare gegevens over de totale hoeveelheid asbesthoudend materiaal die in Vlaanderen reeds is ingezameld. Wanneer men echter rekening houdt met de belangrijkste periode waarin asbesthoudend materiaal is gebruikt (1945 tot 1995) en men een levensduur van 50 jaar aanneemt, dan komt men tot een schatting van minder dan 1 miljoen ton. Indien het huidig verwijderingstempo wordt gehandhaafd zou er dus nog zeker 40 jaar nodig zijn om al het asbesthoudend materiaal te verwijderen.

2.1. Federale wetgeving

Het omgaan met asbesthoudende materialen werd in het kader van de bescherming van de werknemers op federaal niveau vergaand gereguleerd, vroeger binnen het ARAB (Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming) en momenteel binnen de Codex over het Welzijn op het Werk. Zo moet het verwijderen van niet-hechtgebonden asbesthoudende toepassingen door een erkend verwijderaar gebeuren, die werkt onder zeer strenge voorwaarden. Ook voor het verwijderen van hechtgebonden toepassingen zijn er strenge voorwaarden opgenomen en moeten er periodieke opleidingen gevolgd worden. De arbeidsreglementering in verband met asbest werd in 2006 gecoördineerd en verder aangepast in het Koninklijk Besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest. De structuur van dit KB ziet er als volgt uit:

  • Afdeling I tot en met VI beschrijven algemene zaken en begrippen zoals de asbestinventaris, het asbestbeheersprogramma, verbodsbepalingen, de risicobeoordeling en de metingen.
  • Afdeling VII van het KB beschrijft de algemene maatregelen die vereist zijn bij blootstelling aan asbest.
  • In afdeling VIII worden de uitzonderingssituaties met zeer beperkte blootstelling beschreven waarbij sommige van de algemene maatregelen niet nodig zijn.
  • In afdeling IX worden de bijkomende maatregelen beschreven die nodig zijn bij herstel- of onderhoudswerkzaamheden waarbij een overschrijding van de grenswaarde voor beroepsblootstelling mogelijk is.
  • Afdeling X beschrijft de bijkomende maatregelen bij sloop- en verwijderingswerken van asbest.

Dit KB is samen met andere relevante wetgeving opgenomen in Codex over het Welzijn op het Werk

2.2. Vlaamse wetgeving

De federale wetgeving ter bescherming van de werknemers behoedt onrechtstreeks het milieu tegen verontreiniging met asbestvezels. Een aantal zaken vallen echter buiten het domein van de federale wetgeving: de verwerking van asbesthoudend afval, de bodemsaneringproblematiek, asbesthoudend materiaal bij particulieren en in bepaalde gevallen eenmansbedrijfjes die niet werken in een werkgeverscontext. Dit zijn de kernpunten voor de Vlaamse wetgeving en het Vlaamse beleid.

De bepalingen rond asbesthoudend afval zijn opgenomen in het Materialendecreet en de Vlaamse regelgeving inzake milieuvergunningen (VLAREM II). Via het VLAREMA, het Vlaams reglement inzake duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, wordt selectieve inzameling afgedwongen, zodat asbesthoudend afval niet gemengd wordt met het andere afval en het op de wettelijke manier wordt afgevoerd.

Ter bescherming van het milieu in het algemeen zijn er naast de emissienormen voor water en lucht een aantal algemene bepalingen in VLAREM II opgenomen die bepalen dat bij het manipuleren van asbesthoudende producten (bv. slopen van asbesthoudend materiaal) de nodige maatregelen moeten genomen worden zodat er geen vezels in het milieu terecht komen.

Voor wat betreft bodemsanering zijn er in Vlaanderen geen saneringsnormen voor asbest. Bij bodemonderzoeken wordt niet systematisch naar asbestsporen gezocht. Analyses op asbestvezels gebeuren wel wanneer uit de context van het onderzoek (historiek van de site, visuele vaststellingen ter plaatse) blijkt dat de grond mogelijk met asbest verontreinigd kan zijn.

  • Materialendecreet, 23 december 2011: Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
  • VLAREMA, 17 februari 2012: Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen; artikel 4.1.2.
  • VLAREM II, 1 juni 1995, Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne:
  • VLAREBO, 14 december 2007, Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming.

2.3. Europese wetgeving

De Europese regelgeving met betrekking tot asbest bestaat voornamelijk uit volgende richtlijnen en verordeningen:

  • Richtlijn ter voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest (87/217/EEG): In deze richtlijn wordt bepaald dat de lidstaten maatregelen moeten nemen om de emissies van asbest zoveel mogelijk te verminderen, gebruik makend van de best beschikbare technologie. De maatregelen hebben betrekking op lucht- en wateremissies en op het storten van asbesthoudende afvalstoffen.
  • REACH: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van CHemische stoffen: Deze verordening (EG) Nr. 1907/2006 bevat verplichtingen voor bedrijven om informatie over stoffen, stoffen in mengsels en voorwerpen uit te wisselen. In bijlage XVII staan de beperkingen die voor het gebruik van asbest gelden. Het komt erop neer dat er een verbod geldt voor de productie, het in de handel brengen en gebruik van voorwerpen die asbest bevatten. In de bijlage staan ook de eisen voor het etiketteren van voorwerpen die asbest bevatten (InfoMil, 2013).
  • Kaderrichtlijn afvalstoffen: De Kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG) geeft een algemeen kader voor gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen. De richtlijn bevat definities (voor o.a. afvalstoffen, nuttige toepassing en definitieve verwijdering).
  • Europese Afvalstoffenlijst (Eural): Deze Europese Beschikking 2001/119 bevat een lijst waarop 800 afvalstoffen als gevaarlijk of niet-gevaarlijk afval zijn aangewezen. Asbesthoudend bouwmateriaal is in de Eural aangegeven als gevaarlijk afval.
  • Richtlijn ter bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk: Deze Richtlijn (83/477/EEG) gewijzigd bij 91/382/EEG, 98/24/EG, 2003/18/EG en 2007/30/EG bevat regels ter bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk.
  • Richtlijn over de bescherming van werknemers tegen risico’s van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk: Deze richtlijn 97/42/EG bevat bepaling over het werken met carcinogene agentia en de bescherming van werknemers tegen risico's van blootstelling daarvan. 

3.1. Inzameling

De bedrijven die asbest en/of materialen die asbest bevatten verwijderen uit gebouwen, constructies, apparatuur , installaties, schepen, etc. dienen in België te beschikken over een erkenning. De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (www.werk.belgie.be) verleent de erkenningen voor het verwijderen of slopen van asbesthoudende producten uit de gebouwen/constructies met gebruik van de methode van de hermetische zone of van de methode van de couveusezak. In België zijn momenteel een 40 tal firma’s erkend (2013). Verwijderingswerken die via eenvoudige handelingen kunnen gebeuren mogen uitgevoerd worden door erkende aannemers die een jaarlijkse opleiding hebben genoten. De werkwijze bij het verwijderen van asbest moet er steeds op gericht zijn stofvorming en verspreiding van de asbestvezels te voorkomen.

3.2. Voorbehandeling

De voorbehandeling van asbesthoudende afvalstoffen is noodzakelijk om gezondheidsrisico’s ten gevolge van de verspreiding van vrije asbestvezels tot een minimum te beperken. Momenteel worden twee technieken toegepast: immobilisatie door toevoeging van cement en vitrificatie (of verglazing) bij zeer hoge temperaturen. Er is in Vlaanderen slechts 1 onderneming die de technische knowhow en de noodzakelijke milieuvergunning heeft voor het vermalen en cementeren van asbestafval: de onderneming Rematt, Lichtstraat 20 te Mol (www.rematt.be).

Tabel 1 geeft een overzicht van de verplichte voorbehandelingen voor gevaarlijk niet-hechtgebonden asbestafval, volgens de Code van Goede Praktijk voor het aanvaarden en storten van afval op Vlaamse stortplaatsen. Deze maken deel uit van de aanvaardingscriteria voor afvalstoffen op een stortplaats.

In het verleden werd vitrificatie als verplichte voorbehandelingsmethodiek opgelegd voor al het niet-hechtgebonden asbestafval dat vrijkwam in de Stad Brussel. Deze verwerking vond plaats in de verglazingsinstallatie van Inertam te Morcenx (Frankrijk). Vanaf 2008 worden de vergunningen niet meer door de gemeenten uitgeschreven, maar door het BIM dat niet langer de vitrificatie als verplichte voorbehandeling oplegt.

Tabel 1. Overzicht soorten voorbehandeling in functie van type asbestafval (OVAM, 2008).

Type asbestafval

Type voorbehandeling

Afvalstoffen met vrije asbestvezels zoals spuitasbest en asbeststof

  • Voorafgaand vermalen als asbestbrokstukken > 1 cm
  • Cementeren
  • Verpakken in stofdichte kunststofverpakking met asbestetikettering

Verpakkingsafval en kunststofafval verontreinigd met asbest

  • Samenpersen tot min. 400 kg/m³
  • Verpakken in stofdichte kunststofverpakking met asbestetikettering

Niet vershredderbaar materiaal bedekt met asbest (of asbesthoudend materiaal)

  • Verpakken in dubbelwandige, stofdichte kunststofverpakking met asbestetikettering

 

3.3. Verwerking

In Tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de keten van hechtgebonden en niet-hechtgebonden asbesthoudend materiaal. Onder de asbestketen wordt verstaan het totale traject van het vrijkomen van asbest tot en met het inleveren van dit asbest bij een daartoe vergunde stortplaats. Het asbestafval wordt momenteel in functie van het type afgevoerd naar een stortplaats (categorie 1, 2 of 3).

Tabel 2. Asbesthoudend afval: praktijk van verwijdering tot eindbestemming in Vlaanderen (OVAM, 2008).

Type asbest

Gevaarlijk afval?*

Verwijdering via erkend verwijderaar of een opgeleide erkende aannemer

Afvoer via erkend overbrenger of een geregistreerd vervoerder (VLAREMA)

Voorafgaande conditionering?

Bestemming (VLAREM)

Asbestcement en ander hechtgebonden asbestafval (HA)

Ja

Vgtg (afhankelijk van soort werk, nooit van toepassing op privépersonen en zelfstandigen of kleine ondernemers indien het over eigen asbestcementafval gaat)

Ja, m.u.v. particulieren, zelfstandigen of kleine ondernemers indien het over eigen asbestcementafval gaat**

Neen

  • Afgifte op een containerpark
  • Vergund stort voor inerte afvalstoffen (cat. 3)
  • Monostortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen die bestaan uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is (cat. 2)
  • Stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen (cat. 1)

Niet-hechtgebonden asbestafval (NHA)

Ja

Ja (werkgevers)

Vgtg*** (particulieren)

Ja, m.u.v. particulieren, zelfstandigen of kleine ondernemers indien het over eigen asbestcementafval gaat

Ja, cementering

  • Cat. 1 stortplaats vergund voor NHA

Vgtg: van geval tot geval

*zie uitzonderingsregel indien concentratie < 0,1 m % (VLAREMA art. 4.1.3)

**VLAREMA, art. 6.1.1.2

***VLAREMA, art. 4.7.0.1